Topstories

(advertentie)

Dagelijks schrijven we op CNNBS over alles wat met wiet te maken heeft. In veel van die verhalen komen moeilijke woorden voor. Althans, voor wie ze niet kent. Natuurlijk leggen we altijd zoveel mogelijk uit wat ze betekenen, maar een grote moeilijke woordenlijst om ons nóg beter te begrijpen hadden we nog niet, komt ie dan.

Moeilijke woorden kom je overal tegen, maar als het over cannabis gaat komen ze vrijwel bij alle onderwerpen voor. Of het nou om kweekverhalen gaat of over het maken van wietolie. Veel woorden komen uit het Engels en in sommige gevallen hebben we er in het Nederlands geeneens een woord voor. Een cannabis appendix, oftewel de grote moeilijke woordenlijst van cannabis mag dus niet ontbreken op CNNBS.

Cannabis anatomie

Om het enigszins overzichtelijk te houden, delen we deze moeilijke woordenlijst op in verschillende onderdelen. We starten met de anatomie van de plant, want daar begint het al meteen met de moeilijke woorden. Makkelijke woorden als stam, top, tak en bladeren slaan we voor het gemak over, daar kun je je vast wel een voorstelling van maken.

• Node: Nodes zijn die plekken op de stammen of takken waaruit een zijtak en een schutblad groeit.
• Internode: Een internode is de ruimte tussen twee nodes.
• Schutblad: Dit zijn de grote bladeren die op een zichtbare steel aan de hoofdstam of takken groeien.
• Suikerblad: Suikerblaadjes zijn kleine blaadjes zonder bladvingers die in en rond de vrouwelijke bloemen (toppen) groeien. Suikerblaadjes bevatten harskristallen die op suikerkorrels lijken, vandaar de term.
• Calyx: Calyxen zijn de druppelvormige zaadzakjes waaruit een top bestaat. Uit iedere calyx groeien twee draden (stempels, stigma’s, stampers) waarmee mannelijke stuifmeelkorrels kunnen worden opgevangen. Lukt dit, dan groeit er vervolgens een zaadje in de calyx.
• Bloeihaar, stempel, stigma, stamper: De draden die uit de calyxen groeien om stuifmeel mee op te vangen.
• Trichoom: Trichomen zijn minuscuul kleine harsdruppeltjes die op en om de toppen groeien en wiet plakkerig en glinsterend maakt. Trichomen zien er onder een microscoop uit als piepkleine glimmende paddestoeltjes en bevatten alle cannabinoïden.
• Cannabinoïde: Stof die uniek is voor de cannabisplant zoals thc en cbd. Er zijn momenteel zo’n 111 verschillende cannabinoïden bekend.
• Terpenen: Terpenen zijn de aromatische stoffen die wiet haar indringende geur en smaak geven.
• Flavonoïden: Naast cannabinoïden en terpenen bevat cannabis ook Flavonoïden. Dit zijn kleurstoffen, maar bepalen ook mede de smaak, geur en het effect van cannabis.
• Sativa: Een van drie cannabis hoofdsoorten, afkomstig uit gebieden rond de evenaar.
• Indica: Een van drie cannabis hoofdsoorten, afkomstig uit gebieden uit Centraal Azië en het Indiase subcontinent.
• Ruderalis: Een van drie cannabis hoofdsoorten, afkomstig uit Centraal Rusland. Ruderalis is bijzonder omdat ze zonder invloed van de daglengte vanzelf bloeit.
• Hybride: Kruising tussen indica’s en sativa’s.
• Autoflower: Automatisch bloeiende kruising tussen sativa’s, indica’s of hybride en Ruderalis.

Cannabis kweektechnieken

Ook bij het kweken van wiet loop je al snel tegen moeilijke woorden aan. Sommige van deze kweektechnieken zijn min of meer speciaal voor cannabisplanten bedacht, en anderen komen gewoon uit de tuinbouw. De meeste van dit soort kweektechnieken zijn bedoeld om de opbrengst van een wietplant te verhogen, maar dat hoeft niet per se.

• Toppen: Hoewel met toppen natuurlijk ook de rookbare vrouwelijke bloemen worden bedoeld, is het werkwoord toppen wat anders. Toppen betekent in dat geval het snoeien van het uiterste groeipunt aan het uiteinde van een tak of de hoofdstam, met als doel om het aantal takken te verdubbelen. Uit de node direct onder de snoeiplek, zullen na het toppen twee nieuwe takken gaan groeien.
• Fimmen: FIM staat voor Fuck, I Missed! en is ontdekt door het mislukken van het toppen. Wanneer je bij toppen niet de hele groeischeut verwijderd, maar daar ongeveer een derde van laat zitten, groeien er niet twee, maar meer nieuwe takken uit de node. Tot wel vijf nieuwe takken.
• Scroggen: Scroggen komt van SCROG en dat staat voor SCReen Of Green, oftewel een met groene toppen bedekt rek. Het is een techniek waarbij de takken van een wietplant horizontaal langs een rek worden geleid. Met deze techniek kun je met minder planten (of zelfs met één plant), een hele kweekruimte vullen met toppen.
• Joggen: Joggen is een variant op scroggen en staat voor Jungle Of Green. Bij joggen wordt geen rek gebruikt maar worden de takken van de wietplant met pins in de grond laag gehouden. Je bereikt hiermee dat je wietplant laag blijft en veel toppen draagt, het is een soort scroggen per plant.
• Sea Of Green: Dit is een groene zee van planten. Wanneer vele kleine wietplanten dicht naast elkaar worden gekweekt noem je dit een sea of green. Het voordeel is dat je de planten niet lang hoeft te laten groeien en dus eerder kunt oogsten.
• Supercroppen: Een techniek waarbij je takken tussen je vingers drukt en naar beneden buigt. Het doel is de structuur van de plant te veranderen en meer toppen van formaat te kweken.
• Dieven (lollipopping): De lager groeiende topjes krijgen in een binnen-kweekruimte niet zoveel licht en zullen dus ook niet erg groot worden. Ze worden gezien als energiedieven. Door ze weg te snoeien, kan er meer energie naar de hoofdtoppen die daardoor groter worden. Lollipopping is de Engelse term en heet zo omdat de plant er als een lolly gaat uitzien met haar kale stammen en haar uitbundig groeiende bovenkant.
• Reveggen: Het terugbrengen van een bloeiende wietplant naar de groeifase. Dit kan door het lichtregime aan te passen. Geef je een wietplant 14 uur of meer licht per dag (meestal 18 uur) dan zal ze groeien, geef je haar minder dan 14 uur licht per dag (meestal 12) dan begint ze te bloeien. Reveggen komt uit het engels, re staat voor terug en veg staat voor de vegetatieve fase oftewel de groeifase.
• Vegetatieve fase: de groeifase.
• Generatieve fase: de bloeifase.

[Openingsbeeld: Toncsi, OpenRangeStock, Shutterstock]

(advertentie)