(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Het kan nog steeds hoor, maar de meeste buitenwiet kwekers zullen hun wietzaden ondertussen ontkiemd hebben. En dan begint het wiet kweken eigenlijk pas echt, de jonge zaailingen zijn in het begin nog klein en teer, dus het is zaak om ze zo snel mogelijk groot en sterk te krijgen. Want zoals het gezegde luidt: een goed begin is een dubbel zo grote oogst.

Wanneer je wietzaden rond ijsheiligen hebt ontkiemd en dat zonder al teveel problemen is verlopen, hebben de jonge wietplanten nu als het goed is al zo’n twee setjes met gekartelde blaadjes. Eerst heb je de niet gekartelde lobblaadjes uit de zaden zien komen, waarna de eerste éénvingerige gekartelde wietblaadjes verschenen. Vervolgens de drievingerige wietbladeren en misschien groeien er zelfs al de eerste vijfvingerige blaadjes aan je jonge wietplant. In ieder geval zouden wij niet raar opkijken als je buitenwietplantjes er nu ongeveer als volgt uitzien.

shutterstock_104196161

Na de eerste twee weken zullen je wietplanten er ongeveer zo bij staan. Foto: SerialCoder, Shutterstock.com

Het bouwplan van iedere wietplant is min of meer hetzelfde. Sommige soorten gaan van nature wat sneller de hoogte in en anderen blijven wat compacter, maar in principe groeien ze allemaal hetzelfde. Vanuit het zaadje komen de kleine ronde lobblaadjes, dan twee éénvingerige kartelblaadjes, dan twee drievingerige blaadjes, vervolgens vijfvingerige blaadjes en als je het goed doet komen er dan ook zevenvingerige of zelfs negenvingerige wietbladeren. Tegelijkertijd zul je ook al de nodige zijtakken zien verschijnen.

Voldoende licht

Aan het begin van de buitenwietcyclus, zo rond mei, begin juni, is het nog niet altijd even warm en zonnig buiten. Dit kan ervoor zorgen dat zaailingen wat minder licht kunnen opvangen dan goed voor ze zou zijn. Als gevolg hiervan gaat een zaailing zich strekken naar het licht toe. Let dan op want je zaailing kan zich hierdoor zover uitrekken dat ze haar eigen gewicht niet meer kan dragen en een lange spriet wordt die bij een zuchtje wind omvalt. Als dit het geval is, zorg dan gewoon voor wat extra licht. Dit kun je bereiken door haar een zonnigere plaats in je tuin te geven, of door haar binnen onder kunstlicht te zetten. Een paar spaarlampen in het koele blauwe lichtspectrum of een t-neon balkje zijn een goede lichtbron voor dit doel. Je kunt dit soort lampen lekker dicht op je planten hangen, tussen de 5 en 10 centimeter bijvoorbeeld.

Je zaailing kan zich door lichtgebrek zover uitrekken dat ze haar eigen gewicht niet meer kan dragen en een lange spriet wordt die bij een zuchtje wind omvalt

Sterke stammen

Wanneer je je zaailingen inderdaad binnen onder kunstlicht zet, vangen ze natuurlijk geen wind. Wind is nodig om CO2 uit de lucht aan te voeren, maar zorgt ook voor het sterker worden van de stammen. Een wietplant zal zich namelijk wapenen tegen de wind door haar stam sterker en dikker te maken. En hoe dikker (en korter) de stammen, hoe gemakkelijker de sapstroom verloopt. Dikke stevige stammen zorgen er uiteindelijk voor dat er meer energie naar de toppen gaat en dat die dus zwaarder zullen worden. Zodra het dus mooi en zonnig genoeg is, zet je jonge planten dan meteen buiten waar de wind vat op ze heeft.

Verpotten

Voor een goed ontwikkeld wortelstelsel zet je wietplanten niet meteen in een enorme pot. De wortels van wietplanten hebben namelijk de neiging om zo snel mogelijk naar de rand van de pot te groeien en het stuk tussen de rand en de stam min of meer onbenut te laten. Hiervoor zijn de zogenaamde air- en smartpotten bedacht, maar een aantal keer verpotten heeft een vergelijkbaar effect. Plant je zaadje dus in een klein potje en verpot haar wanneer de pot vol gegroeid is over naar een maatje groter. Herhaal dit twee of drie keer voor een mooi vertakt wortelstelsel. Kweek je in de volle grond, dan kun je dit verhaal vergeten en hoef je niet steeds te verpotten. Het voordeel van volle grond planten is dat je er bijna geen omkijken naar hebt en dat ze heel groot kunnen worden. Het nadeel is dat ze niet te verplaatsen meer zijn, je kunt ze dus niet even binnen zetten om te verduisteren, of als de woningbouw ineens langs mocht komen…

verpotten

Door een paar keer te verpotten geef je je wietplant een beter wortelstelsel

Regen

Het kan in de lage landen behoorlijk regenen. Nou is dat voor een plant in de volle grond niet zo’n groot probleem, maar wel voor planten in potten. De aarde wordt door langdurige regenwal verzadigd en kan geen lucht meer vasthouden. Dit kan voor verstikking van de wortels zorgen en werkt schimmelproblemen in de hand. Je kunt dit oplossen door de planten bij zware regenbuien binnen te zetten, of onder een afdak te zetten. Heb je geen afdak of een schuur om ze tijdelijk in te zetten, dan is een stuk plastic over de pot spannen een gemakkelijke oplossing. Zorg er dan wel voor dat het plastic geen kom vormt en het water alsnog in de aarde loopt, maar maak eerst een berg van aarde rond de stam zodat het regenwater er niet in, maar af loopt.

Voeding

Maak je over voeding niet zo druk. Vooral in het begin halen wietplanten meer dan genoeg voeding uit de grond. Een volle grond plant hoef je helemaal bijna niet bij te voeden en potplanten eigenlijk pas wanneer je ziet dat de bladeren lichter van kleur worden. Elke keer dat je verpot, voorzie je de plant ook weer van een nieuwe voorraad aarde en dus voeding. Ga je toch bijvoeden, gebruik in de groeifase dan een stikstofrijke meststof zoals bloedmeel uit het tuincentrum of (liefst biologische) groeivoeding van een growshop.

(advertentie)